0

Alleen in het woud

“Lange masten van met groen leven bedekte cellulose: ze voelen eerder als zijn ouders dan zijn vrienden. Vanuit hun kruinen klinkt geritsel en als de wind een boze bui heeft soms ook gekraak en geloei. Veel van het leven in dit woud negeert de bomen, gebruikt ze voor hun eigen kleine doelen: om kriebels uit hun pels te schuren, als schuilplaats voor bange dagen of als een smakelijke slijpsteen voor het gebit. Maar voor hem zijn het ankers, bakens die hem een gerust gevoel geven. Ze zijn niet zacht of spraakzaam, niet aanrakerig of vaderlijk, maar hun stille, rustige zijn geeft meer vertrouwen en richting dan al het vluchtige om hen heen.

Veel van de dieren in het woud leven in groepen van enkelen, soms ook tallozen. Ze kiezen er dan voor een leider in hun groep aan te wijzen en vormen dan een rangorde, zodat ieder zijn plaats kent. Die orde is volslagen arbitrair en vaak ook niet te begrijpen voor de lagere individuen in het systeem, maar hij heeft zijn functie. Of althans, dat is de geldende opvatting onder de sociale kruipers, sluipers, klimmers en gevleugelden. Voor hem is dat allemaal anders.

Omdat hij alleen in het woud is, hoeft hij zich om orde niet te bekommeren. Hij is groot genoeg om zich geen zorgen te hoeven maken over de andere bewoners van het woud. Dat lijkt in eerste instantie een hele luxe positie, maar de nadelen ervan kent hij beter dan hem lief is. Alleen zijn laat veel ruimte voor gedachten, voor vrees en angst, voor vragen ook vooral. Hij weet dat zijn leven niet zal eindigen in de bek van een wild dier en dat hij wijs en slim genoeg is om elke dag voldoende eten te vinden. Maar hoe zeker zo’n bestaan ook lijkt, zeker is het allerminst.

Zekerheid is een goede voedingsbodem voor twijfels. Twijfels over vragen die de dagelijkse zorgen overstijgen. Dit leven is goed. Misschien niet perfect, maar zeker niet slecht. Maar wat gebeurt er na dit leven? Als sterven geen wreed offer aan andermans lege maag is, wat is het dan wel? Is het een absoluut einde, is het een nieuw begin? En fouten ooit gemaakt, levens die ik genomen heb, zondes die ik heb begaan, vruchten van mijn schuldgevoel: worden mijn schulden vereffend of teruggevorderd? Als dood gaan geen gemakkelijk te begrijpen doel dient, als er niets mee gevoed wordt, pas dan wordt het echt iets dreigends, want het is het onbekende dat het meest gevreesd wordt.

En daarom zijn de woudreuzen zijn vrienden. Van alle leven tonen alleen zij zelfvertrouwen; lijken zij onoverwinnelijk en onaantastbaar. Want aan hun bast glinstert geen angstzweet, door hun kruinen schijnen geen zorgen. Als ze angst hadden, hebben ze die duidelijk overwonnen. Ze zijn fier en trotst, staan vastgeworteld en aanvaarden hun lot volledig. En dat is een goed voorbeeld. Want ook zij hebben geen vijanden, ook zij hoeven zich over dagelijks voedsel geen zorgen te maken. En desondanks, ondanks alle zorgen waarvan hij weet dat zo’n uitzondelijke positie die met zich meebrengt, toch lijken ze niet bezorgd.

Ze zijn zijn voorbeeld. Aan hen ontleent hij zijn mores: neem niet meer dan je nodig hebt, geef rijkelijk aan minder bedeelden, bied onderdak aan zwakkeren en voedsel aan de hongerigen. Naar hun voorbeeld leeft hij en hij voelt zich er zekerder door. De oude wijsheid van die knoestige heren geeft hem het vertrouwen dat in al wat de dood is, geen kwaad schuilt. Dat gewetensvol leven rust geeft. De bomen zijn niet zijn vrienden, want ze spreken nooit met hem, maar zijn wel de wijze ouders die hem het leven zijn waarde geven.”

Geef een reactie