Net na zonsondergang stonden we op de rand van een vulkaan. De lucht is dik van de zwaveldamp en rook die uit de diepte opborrelt. Diep beneden ons is een oranje schijnsel te zien: er loopt nog altijd lava door de krater.
Na een ochtend hard studeren op ons Spaans, zijn we om een uur of 3 met de Mariposa microbus naar de vulkaan van Masaya gereden. Onderweg stopten we kort even om geld te pinnen bij een grote supermarkt. We verbaasden ons over het feit dat de machine alleen 500 Cordoba biljetten (ongeveer 17 euro) uitgeven, terwijl feitelijk niemand in Nicaragua die wil aannemen.
Op de vulkaan wachtte ons een uitgebreid programma. Het bezoekerscentrum fungeerde meteen als een museum. Tot mijn verrassing bleek het museum erg goed ingericht te zijn. Alle teksten waren behalve in het Spaans ook in het Engels uitgevoerd en voorzien van mooie illustraties en maquettes. Een van de maquettes liet zien dat Nicaragua feitelijk van het noord-westen tot het zuiden bestaat uit een hele keten vulkanen. Door die vulkanen zijn Noord– en Zuid-Amerika aan elkaar vastgegroeid.
Een half uurtje later werden we met het busje naar boven gebracht, tot vlak bij de rand van de grootste krater. De krater was werkelijk fantastisch om te zien: anders dan bij bergen ging bij deze krater de wand direct na de rand meteen stijl omlaag. En vanuit het onderste klonk een doorlopend gerommel dat vergezeld ging van veel stoom en zwaveldamp.
Een vreemd oord dus. Zelfs zo vreemd, dat een van de eerste Spanjaarden, een priester, die de vulkaan zag meteen opdracht gaf om er een groot kruis bij te zetten, om zo te voorkomen dat uit dit hellegat allerlei demonische wezens zouden kruipen. Het klinkt als een vreemd verhaal, maar als je bij de rand van die vulkaan staat, dringt zich toch de vraag aan je op wat voor nare wezens daar beneden zouden wonen…
Na de hoofdkrater volgde een wandeling naar twee oudere kraters. Die twee lagen een stuk hoger, dus we moesten een eindje klimmen. Het uitzicht vanaf die hoogte was dubbel en dwars alle zweetdruppels waard: sowieso was het bizar om zo dicht bij de rand van een oude vulkaan naar beneden te kunnen staren, maar ook het uitzicht op de omgeving was buitengewoon. In de verte was de stad Masaya te zien, terwijl dichterbij ook het meer van Masaya, waarschijnlijk een oude, volgelopen vulkaan, duidelijk zichtbaar was.
De zon stond inmiddels op het punt om onder te gaan. Op een drafje gingen we daarom richting twee grotten. Die grotten stonden nog altijd in directe verbinding met de hoofdkrater en het rook er dan ook wat raar. De grootste van de twee grotten was hoog genoeg om in te lopen. Gewapend met twee zaklampen doken we de duisternis in. We vonden in de grot de bizarre sporen die lava achterlaat en een hoop babyvleermuisjes.
Eenmaal terug uit de grot was het buiten donker geworden. We begrepen dat dit het moment was dat uit de andere, kleinere grot de vleermuizen zouden wegvliegen op weg naar een avondmaal. In afwachting van die grote uittocht gingen we keurig, alsof we in een bus zaten, voor de ingang van de grot zitten. Onze gids zat zo dicht op de grot dat ze de ingang bijna blokkeerde. Na een minuutje of wat begonnen de vleermuizen daadwerkelijk naar buiten te komen. Ze kwamen niet in enorme groepen, maar het was evengoed een hoop gefladder.
Een wandeling terug naar onze microbus reste nog tot het einde van onze vulkaanervaring. Of… dat dachten we. Voordat we definitief naar huis gingen stopten we namelijk nog kort bij de rand van de hoofdkrater. De duisternis bleek een nieuw tafereel te onthullen: over de rand van de krater zagen we het oranje schijnsel van gloeiend heet lava. Wow!