“Gek genoeg stonden er vier mensen voor hem te wachten. Het bordje boven de kassa gaf aan dat er bij drie wachtenden een nieuwe kassa zou worden geopend. Allemaal marketing. Hij vermoedde dat er waarschijnlijk weinig oprechtheid achter dat bordje schuil ging. Bijna elke grote supermarktketen had tegenwoordig van die bordjes. Zonder zo’n bordje hoor je er als franchisenemer gewoon niet bij. Waarschijnlijk weet de filiaalmanager niet eens wat er op het bord staat. “Zijn die borden al binnen? Mooi, hang ze maar meteen boven de kassa.” Ooit had hij in de rij van een supermarkt gestaan waar de bordjes boven de kassa een loeier van een spelfout bevatten. Of althans, het was hem opgevallen. Maar hij was dan ook nogal gevoelig voor dat soort missers. Waarschijnlijk was verder niemand opgevallen dat “geopent” doorgaans niet met een T wordt gespeld.
Een half uurtje geleden zat hij nog in de bioscoopzaal. Nog niet eens zo heel lang terug ging hij wekelijks naar de film. Vanmiddag was de eerste keer in een paar weken tijd dat hij het licht van de projector weer boven zijn stekelige kruin langs had voelen schijnen. Het was wel een aardige film. De thematiek was nogal pompeus, bijna grotesk. Over kleine helden, grote daden. De mensheid redden en daarvoor zelf grote offers brengen. Zulk soort onwaarschijnlijkheden. En toch had de film indruk gemaakt.
Films geven je een gevoel van nietigheid. Dat komt voor een deel gewoon door het verschil in afmetingen. De mannen op het scherm zíjn gewoonweg veel groter. De projector rekt hun onderkaak uit totdat hij bijna de afmetingen van een klein huis krijgt. En hun ego’s worden dito uitvergroot. Niet door de projector, maar door de regisseur. Uit Hollywood komen weinig subtiele karakters, enkel persoonlijkheden met veel room een dikke korst en veel zoete vruchtjes. Daar steek je dan vanzelf wat klein bij af.
Nu was de vrouw voor hem aan de beurt. Aan haar was niets groot. Zo’n vrouw die niemand opvalt, behalve als ze er echt haar best voor doet, bijvoorbeeld door de kassarij op te houden. Ze hing een moeilijk verhaal op bij de caissière. Kennelijk voelde ze zich in haar rechten aangetast. Ze had recht op meer zegeltjes! Maar ze slaagde er niet in haar doelen te bereiken. Een zwakke persoonlijkheid zonder de gêneloosheid van een held.
De hoofdpersoon, uiteraard een man, had gevochten. Zijn ongezond donkerbruine gelaat vertoonde medogenloos harde trekken. In één bepaald gevecht had hij met een enkele, bijna achteloze armzwaai drie slechte vrouwen in het gras gemikt. Ze worden vaak onderschat, maar vrouwen zijn heus geen lieverdjes! Na zijn heldendaad dook de onderkaak direct met een van de drie dames de koffer in. De twee leukste had hij in het gras gelaten. Helden zijn vaak niet zo slim.
Met meer schwung dan normaal trok hij z’n pinpas door de gleuf. Het apparaat wankelde en moest door het vriendelijke kassameisje in bedwang gehouden worden. Vier overgedimensioneerde vingerbewegingen lieten de knopjes van het klavier ratelen. Met in het achterhoofd hoorngeschal en roffelende pauken liet hij van grote hoogte zijn wijsvinger op de OK knop landen. Achter hem was het stil. Ook het kassafront zweeg. Zichtbaar verbaasd en met een blik van modern afkeuren overhandigde ze hem de bon en zijn zegels. Het is vooral aan slimme camerastandpunten te danken dat helden er in films zo normaal uit zien.”