Vandaag was de eerste grote test om te zien of ik al dan niet reizigersbloed heb. Dit soort testen wordt traditioneel niet uitgevoerd door met een venijnige naald een vingertop tot bloei te brengen, maar op een wat omslachtigere manier: door het afleggen van grotere afstanden met beperkte bepakking. Strikt genomen was de test van vandaag niet helemaal adequaat: ik heb over een wat kleinere afstand een nogal uitgebreide bepakking vervoerd. Mijn huisraad, om precies te zijn. Onze spulletjes hadden een uitstapje naar Den Bommel. En bij gebrek aan meubels (en broodroosters) wonen we na dat tripje nu bij mijn moeder op zolder.
Maar goed, de uitslag dus: nu ja, dat valt dus te zeggen. Jammer genoeg is de test niet helemaal naar behoren verlopen. Gistermiddag, de oorzaak blijft onbekend, ben ik door mijn rug gegaan. Vrij vervelend. Het maakte de hele affaire wat stroef en pijnlijk en zeker is dat hij daardoor geen realistisch beeld van mijn reistalent geeft. Evengoed wel fijn dat alles weer in grofweg hetzelfde aantal delen is aangekomen als waarin het is vertrokken en we nu over sjouwwerk niet meer na hoeven te denken.
Het aftellen van de klok is sinds vandaag weer een paar decibel luider geworden, lijkt het. Nog maar 12 dagen en dan gaat het los. Vijf dagen werken nog. Wat een verademing, maar wat een gek idee ook. De komende twee weken zullen de dagen elke dag een beetje meer op een los en vrij reizigersbestaan gaan lijken en steeds minder op het leven dat we al in twee eeuwen gewend waren te leven. Het is best spannend, maar de geur van avontuur — zelfs mijn neus pikt hem nu up — wekt verlangen op.