Drie weken zijn er voorbij gegaan. Vandaag is het precies een maand geleden dat ik haar voor het eerst ontmoette. De afgelopen weken waren een aaneenschakeling van schier eindeloze momenten. Ik kan me haast niet meer voorstellen hoe mijn leven er voor die tijd uitgezien moet hebben. Wonderlijk, niet?
Ze is heerlijk. Absoluut heerlijk. Ik schrijf dat in de wetenschap dat ze mijn woorden zal lezen. Ik voel me klein en onbeduidend als ik me bedenk hoe onbelangrijk mijn gevoel, mijn euforie voor de rest van de wereld is. Voor mij is het of er niets belangrijkers is dan dat ene heerlijke gevoel. Alsof het een ontmoeting met de paus is, kijk ik uit naar ons volgende weerzien. Morgen alweer.
Straks gaat ze een week op vakantie. Moet ik misschien niet een overlevingsplan gaan maken? Sinds ons eerste rendez-vous heb ik haar nooit langer dan een paar dagen uit het oog verloren. Ik vraag me haast zenuwachtig af of ik nog wel zal weten hoe me alleen te redden…
De afgelopen dagen was ik moe van alle indrukken. Bijna murw. Ik merk dat ik inmiddels wat uitgeruster ben. Het gordijn van stroefheid en gedachteloosheid dat met de vermoeidheid gepaard ging is aan het optrekken. Erachter vandaan komt dat knagende gevoel van verliefdheid. "Waar is ze? Waarom is ze niet hier? Oh was ze maar hier…" Nog één nachtje slapen.
Ik vind haar leuk en ze weet het. Ze is leuk.
Met enige compassie voor mijn ‘Umwelt’ die al mijn gekwijl moet aanzien en aanhoren besluit ik maar met een bescheiden (en amper gemeend) ‘sorry’. Sorry voor mijn afwezige blik, sorry voor mijn spraakwatervallen, sorry voor het veelvuldig noemen van een naam die anders amper gehoord zou worden. En o ja, sorry voor mijn bezitsdrang, maar ze is van mij alleen!