“Het was vandaag een goede dag, Ella. Vanochtend ben ik al vroeg opgestaan: ik werd wakker van de merel in onze prunus. Ze zong zo hartstochtelijk. Even voor het ontwaken hoorde ik haar al. Haar liefdeslied mengde zich met mijn dromen. Ik werd wakker met een verliefd gevoel en ben met die warmte in mijn lijf maar uit de veren gegaan.
Omdat het zaterdag is, heb ik bij het ontbijt een eitje voor mezelf gekookt. Het eigeel een beetje zacht, maar het wit nog stevig. Een eitje zoals jij het graag zou hebben gegeten. Het toast was een beetje donker aan een kant. Jouw roostertalent heb ik nooit kunnen evenaren.
Op de markt scheen de zon. Toen ik langs de kaaskraam liep, betrapte ik mezelf erop zacht het lied van de merel nog te fluiten. Zo intens vrolijk en liefdevol. Ook als de zon vandaag niet zo hartelijk en intens was geweest, had ik mezelf warm en bemind gevoeld. Koos, de bakker uit het Zuiden, begroette me met een joviaal opgestoken hand. Het is geen man van veel woorden, maar hij raakt me wel. We zijn vrienden zonder elkaar ooit te hebben gesproken. Zo voelt het.
In het park heb ik wat koffie gedronken. Onze thermosfles is niet meer zo goed als vroeger. Hij lekt wat en houdt de koffie niet meer zo goed warm. Maar ik drink er graag uit. Elk kopje uit die fles smaakt naar het stadspark in Parijs waar we hem samen mee naar toe namen. Ik herinner me die middagen nog als de dag van gisteren. Het kleedje heb ik nooit weggegooid. Je vond hem zo mooi, mijn lieve Ella. Ik kijk nog vaak naar het kleed. Het ligt op de plank onder mijn hemden. Voor mijn gevoel is de paarse ruit wat vaal geworden. In mijn herinnering was hij feller, heftiger. Maar het is ook al zo lang geleden en mijn geheugen is niet meer wat het vroeger was.
Het kost me soms moeite je gezicht voor de geest te halen. Dan zie ik nog wel je zachte mond en lieve ogen, maar weet ik niet meer hoe je neus daar tussenin stond. Je foto biedt me dan wat houvast. Je weet wel, die op het dressoir. Ik spreek mezelf dan ferm toe om te voorkomen dat mijn blik vertroebelt en ik mijn zakdoek tevoorschijn moet halen.
Piet kwam me rond 3 uur gezelschap houden. Ik heb hem een kopje koffie gegeven en hij deelde wat van de boterkoek die z’n lieve Janna voor hem had gebakken. Ze zijn nog zo gelukkig samen. Volgend jaar zijn ze vijftig jaar getrouwd. Een onvoorstelbaar lange tijd. Piet sprak vandaag over de plannen die zijn twee zoons hebben voor het feest. Ik heb geprobeerd niet jaloers te klinken en blij voor hem te zijn.
Het was echt een goede dag, Ella. We hebben in het park nog een paar potjes gedamd. Ik heb zowaar zelfs twee keer gewonnen. Piet zat met zijn gedachten ergens anders, denk ik. Hij vertelde me dat het met zijn oudste kleindochter niet zo goed gaat. Ze schijnt kanker te hebben. Ze heeft lang gewacht met kinderen en heeft daarmee misschien haar kansen verspeeld, zeggen de dokters.
Voor het avondeten heb ik macaroni gemaakt. Ik gebruik jouw recept nog steeds. Jouw portie heb ik ingevoren voor een andere keer. Gek he, ik zou zo gemakkelijk alle hoeveelheden kunnen halveren, maar ik doe het nooit. Die ingevoren portie vergeet ik meestal, tot het vol ijs zit en helemaal stukgevroren is. Ik eet het dan toch maar op. Zo zonde anders.
Vanavond was er zo’n talentenshow op de televisie. Een van de meisjes deed me aan jou denken. Je kon zo mooi zingen. Ik had zo graag gezien hoe je onze kinderen in slaap had gezongen. Maar het liep anders en dat was ook goed. We hebben mooie reizen gemaakt samen, veel mensen ontmoet, jonge mensen ook. Anna spreek ik nog weleens. Ze woont nu in Amerika en doet iets met kinderen. Een lieve vrouw. Ze is een vrouw nu.
Ik ga zo slapen, lieve Ella. Voor ik zo inslaap, zal ik in gedachten je zachte haren nog strelen. Ik haal me vaak voor de geest hoe het was om tegen je aan te kruipen. Je had het in bed altijd zo koud. Achteraf gezien heb ik er toen misschien niet genoeg van genoten. Het was toen zo gewoon.
Het was een mooie dag. Maar ik heb je wel gemist. Niet zoveel als op andere dagen. Na al die jaren is dat gevoel natuurlijk wel wat weggesleten. Ik heb vaak mooie dagen waarop ik geniet van kleine dingen en niet in gemijmer blijf hangen. Vandaag ook. Kon je nog maar eens naast me liggen. Wat zou ik dan genieten om je tegen me aan te voelen, om je warm te houden. Misschien hierna, ooit.
Morgen zondag, een stille dag. Ik heb de krant vandaag bewust niet helemaal uitgelezen, zodat er voor morgen nog wat over is. Je zou trots op me zijn als je zag hoe goed ik tegenwoordig in cryptogrammen ben. Ik heb jouw kronkel overgenomen.
Ik hoop dat je nog weleens aan me denkt, daarboven. Soms voel ik me zo alleen en verlaten. Dan vraag ik me af of je er nog wel bent. Dat soort gedachten probeer ik zo snel mogelijk weer uit mijn hoofd te krijgen. Ze maken me heel bang en verdrietig. En natuurlijk denk je nog aan me. Onze liefde is niet stuk te krijgen. Toch? Slaap lekker, lieve Ella. Tot morgen.”