0

Lofzang op de vrouw

Er is veel verdriet, veel ellende; veel treurnis, veel teleurstelling. Er is veel pijn op deze wereld en de helft ervan wordt veroorzaakt door de vrouw. Want de vrouw, met haar bedwelmende schoonheid, haar zoete adem, haar zachte haren, haar glinsterende ogen en haar zachte vlees: ze breekt harten, ze krenkt kwetsbare mannenego’s, ze vermorzelt illusies en vernietigt met niet meer dan een kleine, afwijzende oogopslag eenklaps alle dromen die een man ooit gekoesterd heeft. Verleiding is haar sterkste troef; zachtheid is haar camouflage. De vrouw gaat schuil achter een zorgvuldig opgebouwde muur van tederheid, gegiechel en uitnodigende rondingen. Met die facade, met dat verlokkelijke beeld brengt ze net als de pauw met zijn indrukwekkende staartveren, het hoofd van kwetsbare geesten op hol.

Geen man kan zichzelf volledig immuun noemen voor het dromerige stemgeluid van de sirene. In haar lied mengt ze onschuldige verhaaltjes met vleierij en kleine speldenprikjes. Op een stramien van lieflijke anekdotes borduurt ze een even ingenieus als contrastrijk beeld van een jager en een heer, van een ridder en een vader. Ze laat de man zich aan dat beeld spiegelen, zich voorstellen dat hij het is die op het linnen tot leven gebracht wordt. Er ontstaat een toekomst waarin ze hem laat geloven, waarin hij een man van betekenis is, op handen gedragen wordt door haar, de beeldschone, de zachte, de tengere.

Als hij dan langzaam begint te geloven in het beeld, zijn scepsis laat varen en zich langzaam zo’n mooie toekomst waardig gaat achten, dan begint het spel met de speld. De sirene beproeft het vertrouwen van de man, plaagt hem door soms, als een steen in een vijver, het droombeeld te verstoren. Zo traint ze hem, zo maakt ze hem robuust. Zijn zelfvertrouwen neemt met elk prikje toe, evenals zijn afhankelijkheid van de droom en de sirene. Uiteindelijk, want de vrouw is een schepsel van geduld en ijver, raakt de man ingesponnen in het web dat de vrouw voor hem ontworpen heeft. Hij is gelukkig, zij is gelukkig, maar echt vrij is alleen de vrouw. Want zij heeft de droom geschapen, zij heeft het web geweefd; hij heeft er slechts in geloofd, zich enkel laten leiden.

Ja, de vrouw is een bedrieglijk wezen. Ze is mooi en intelligent, warm en amusant. Ze is je beste vriend, maar ook je grootste vijand. En dat is waarom ik haar zo graag bejubel. Want ze is een mysterie, ze is een geheim, ze is het gevaar en de verlossing. Ze is de vleesgeworden essentie van het leven, maar tegelijk het begin en einde van alles. Ze spreekt immer de waarheid, maar altijd verholen. Over haar aard zal ze niet liegen, maar betrappen doet men haar nimmer. Een wezen van zulke tegenstellingen, een schepsel dat tegelijk wit en zwart kan zijn, zowel zoet als bitter: dat moet het kroonjuweel van de schepping zijn. Ik prijs haar, ik vrees haar, ik bemin haar en ik laak haar. Maar bovenal: ik begeer haar.

 

Geef een reactie