Mallereisië

Een korte samenvatting van de logistieke operatie van de afgelopen 48 uur: 2 uur met de taxi, 20 minuten op de brommer, 22 uur in de trein en 9 uur op de boot. Waarom? Omdat onze visa voor Thailand dreigden te verlopen en door nieuwe vervangen moesten worden. En, geloof het of niet, de makkelijkste manier om dat te doen is door een retourtje naar Maleisië te maken. Vlak over de grens met Thailand ligt Kota Bahru, een provinciehoofdstad met als een van de voornaamste trekpleisters een Thais consulaat-generaal.

Onze reis begon de 17e. Met de meest luxueuze boot die het eiland rijk is, een 10 stoelen brede catamaran, vertrokken we halverwege de middag naar het Thaise vasteland. Ondanks regen, wind en golven zoefde de boot nagenoeg geruisloos en zonder rollen of deinen over het water. Een bijzonder aangename ervaring. Zeker als de regen op de ramen slaat en de boeggolven buiten hoog opspatten is het niet moeilijk de luxe van een comfortabele stoel en verkoelende airconditioning te waarderen.

Het ‘echte reizen’ (een woord dat eigenlijk zou moeten rijmen op bikkelen) begon pas aan de vaste wal. Een touringcar had ons van de pier naar Chumphon stad gebracht en voor het treinstation afgezet. De trein stond pas voor 9 uur in de avond op de vertrekstaat en buiten was alles nog licht. Wat rondwandelen in Chumphon doodde de tijd. De stad is niet heel spannend, maar zeker niet zonder z’n gemakken. Enfin, Judica schreef al over onze superijsjes.

De treinreis naar Maleisië was spannend. In een Thaise couchette is het leven anders dan in een Chinese, zo leerden we. Waren we op de Trans-Siberië trein gewend geraakt aan mooie coupées, dit keer sliepen we allemaal op de gang. Bij het ochtendgloren voegden zich zwaarbewapende militairen bij het reisgezelschap. Het spoor naar Maleisië loopt dwars door drie opstandige provincies: het kniptangetje van de conducteur maakt dan niet genoeg indruk meer.

Vanuit Su-ngai Kolok konden we de grens gemakkelijk over. Een taxirit van een uur, gedeeld met Franse pensionhouder David van buureiland Pangan, bracht ons in Kota Bahru. Over die stad valt wel een aantal dingen te melden. Maleisië is een Islamitisch land en Kota Bahru is het visitekaartje van die identiteit. Ongesluierde vrouwen lieten zich met een vegrootglas zoeken en op elke straathoek waren teksten in Arabisch-Maleis te lezen. Veel mannen in jurken ook en absoluut geen varkensvlees op de counters van straattentjes; zelfs de tandpasta is halal. Zo nu en dan was ook de gebedsoproep te horen, zelfs binnen in supermarkten op de intercom. Toch wel een cultuurshock.

Wat ons erg opviel was de overweldigende vriendelijkheid van de Malay: Thai hebben de naam, maar we hebben over de grens meer vriendelijke gezichten in 24 uur gezien dan in Thailand in een maand. Heel hulpvaardig en aangenaam in de omgang. Toch is het raar om te zien op welke manier de samenleving door de Islamitische identiteit is ingericht: in de supermarkt vonden we bijvoorbeelod aparte rijen voor mannen, vrouwen en gezinnen. Bij de McDonalds droegen alle dames behalve een keurig uniform kostuum ook een bijpassend uniforme hoofddoek. En dan de hamburgers op straat: alles halal en de smaak van een dubbele kipburger is bepaald niet mis.

Onze hotelkamer hadden we uitgezocht op luxe. De Maleisische Ringit verhoudt zich 1:10 tot de Thaise Baht en we hadden ons de luxe grens van 100 Ringit voor een hotelnacht gesteld. Dat is ongeveer 25 euro. Met al dat reizen moet een mens zichzelf ook wel wat kietelen. Sowieso hadden we al begrepen dat Kota Bahru niet bekend staat om z’n goedkope overnachtingsadressen. Enfin: na wat zoeken vonden we een aangenaam hotel. De kamer was prachtig: heel ruim met een zacht en schoon bed, plenty ruimte en een zithoekje. De badkamer stond daarmee in schril contrast, maar de aanstaande verbouwing lost dat hopelijk op. Het water was evengoed heerlijk warm (mijn laatste warme douche was alweer een maand geleden) en we hebben de luxe van koffie en thee op de kamer ook goed laten smaken.

Het aanvragen van nieuwe visa verliep heel soepel. De aanvraagformulieren hadden we al in Thailand geprint en ingevuld, zodat we weinig meer hoefden te doen dan de papieren door het loket te schuiven. De volgende ochtend, na een minder geslaagd Maleis hotelontbijt (met rijst en allerlei soepachtige gerechten, maar zonder lekkere broodjes of yoghurt) kregen we onze paspoorten met nieuwe visa weer even gemakkelijk terug door het loketraam geschoven. Heel snel. De taxi stond nog op ons te wachten en reed ons in een uurtje vliegenvlug terug naar de grens (we hadden namelijk een trein te halen). Stempels, een wandeling over een brug in niemandsland en we waren weer terug in Thailand.

De trein vertrok uiteraard met vertraging en toen we na urenlang zitten en kanenbraaien het leven in de coupé grondig zat begonnen te raken (ook al waren de vele verkopers die met allerhande etenswaren langs de wagons leurden soms best amusant), werden we door twee vriendelijke medereizigers getipt dat we bijna bij Surattani waren, alwaar we ruim op tijd zouden zijn voor de nachtboot. Ons oorspronkelijke plan was terug naar Chumphon te gaan en daar na een nacht op straat/aan de pier de ochtendboot naar Koh Tao te nemen. De nachtboot bleek een beter idee. Veel luxe hoefden we natuurlijk niet te verwachten: de boot bleek al vol, maar voor ons werd nog een aantal slaapplaatsen geïmproviseerd. Op de nachtboot slaapt iedereen op smalle matrasjes op de grond, dus we vielen in het geheel niet op. De stapels verse eieren en prominent opgestelde scooters gaven onze slaapplaats nog enige beschutting.

Op de boot konden we nog wat slapen. Net op tijd om de zon bij Koh Tao te zien opkomen waren we weer wakker. Na een vaart van een kleine 8 uur kwam de boot weer terug op ons vertrouwde paradeiland. Fijn om al die bekende plekken weer te zien, zeker na die lange treinrit met mitrailleurs en eindeloos veel stations. Ons motorfietsje stond nog op ons te wachten en we waren opgelucht te merken dat (mede dankzij onze waakse kakkerlak) in ons hutje alles nog stond waar het hoorde.

Nu liggen we weer op bed. Ons beddengoed is lekker schoon en we genieten met volle teugen van het gevoel weer terug ‘thuis’ te zijn. Maleisië voelt als een malle droom, een gekke vliegensvlugge reis. Over een week of zes gaan we terug naar dat mysterieuze land en ontsluieren we hopelijk wat meer van ‘s lands schoonheden.