Ik lag net op bed. Het licht had ik al uitgeknipt. Op het nachtkastje naast me staat mijn portemonnaie. Mijn nieuwe. Ik heb hem zo gevouwen dat de fotootjes van haar goed te zien zijn. Net, toen het licht nog aan was, heb ik een tijdje in haar ogen liggen staren. Het voelde zomaar heel onwerkelijk. Op een paar dagen na – niemand die daarover zal zeuren – kennen we elkaar nu drie maanden. Drie maanden. In die tijd is er heel veel gebeurd. Dat heb ik me al wel vaker gerealiseerd, maar net toen ik het licht uit deed, drong zich een tweede gedachte aan me op: "er is veel gebeurd in míjn leven".
Al die dingen zijn gebeurd in míjn leven. Het heeft weinig zin om die constatering te lezen, maar het gewicht van die gedachte is – op het moment dat ik hem typ – heel groot. Mijn leven is veranderd. Het is alsof mijn lichaam zich netjes met alle nieuwe feiten heeft meebewogen, maar mijn hoofd nog een paar maanden achterop loopt. Het gevoel lijkt een beetje op dat aparte gevoel na het zwemmen, als je oren vol water zitten en geen schudden helpt om ze te klaren. Alsof er een mist tussen mijn hoofd en de werkelijkheid in hangt. Uiteindelijk, als je het water uit je oren kwijt bent, merk je gek genoeg weinig verschil. Je had misschien gehoopt dat geluiden weer helderder zouden klinken of dat de lucht reiner zou ruiken, maar er is geen merkbaar verschil. Behalve een gevoel van opluchting.
Na een tijdje schudden met je hoofd, hoor je op een gegeven moment wat ruisen. Er is een klein beetje lucht achter het water in je oor gekomen. Als dat gebeurt, weet je dat de weerstand gebroken is en het niet lang zal duren eer het druppelleger zijn aftocht zal moeten blazen. Dat gevoel net, toen ik het licht uit deed, dat laat zich goed vergelijken met die belofte van hoorngeschal. Er is niet zomaar veel gebeurd, het is mijn leven gebeurd. Mijn leven. Niet een film, niet een boek, alles is in mijn leven gebeurd. Er zijn hele mooie en hele fijne dingen gebeurd en ik zou uit gebrek aan werkelijkheidszin bijna zijn vergeten te juichen.
Het duurt nu niet lang meer voordat de mist vertrokken is. Maandag zien we elkaar weer. Na een lange week. Ik verheug me erop haar weer te zien. Ik zal extra goed kijken, intens ervaren wat werkelijk is.
Een dromer, dat ben ik. Ik vertel het vaak aan wie het horen wil. Soms als een waarschuwing, soms als een excuus, soms zelfs gewoon omdat ik er trots op ben een romanticus te zijn. Maar ik moet er zo nu en dan ook aan denken dat dromen niet per se goed zijn. In dromen kun je vluchten, in dromen kun je jezelf verliezen. Waar sommigen in hun overmoed soms hun sterfelijkheid vergeten, moet ik mezelf er misschien juist van overtuigen niet slechts te dromen. Ik ga slapen…