We hebben ons de afgelopen drie dagen niet erg druk gemaakt. Na onze eerste surfdag hebben we nog een tweede poging gedaan. Judica stond wederom een paar keer fier op de plank, maar mij is het helaas niet meer gelukt als een ‘dude’ te surfen. De dag daarna hebben we rustig aan gedaan en ons op het hostel weten te vermaken. Die twee dagen waren feitelijk stilte voor de storm, want ons stond een grote reis te wachten: van San Juan del Sur (zoals de naam al doet vermoeden gelegen in het uiterste zuiden van Nicaragua) naar hoofdstad Managua een stuk noordelijker.
Reizen in Nicaragua is niet moeilijk, maar lijkt in weinig op reizen in Nederland. Treinen zijn er niet evenmin als echte snelwegen. Bijna iedereen reist daarom met de ‘chickenbus’. We hebben nog niet meegemaakt dat er daadwerkelijk kippen op de bus zaten, maar dat het gebeurt is zeker. Chickenbussen zijn oude Canadese/Amerikaanse schoolbussen (van die gele) die in leven worden gehouden met veel inventiviteit en ducttape.
De chickenbus is een groot avontuur. Het begint al met instappen. De bussen rijden vaste routes, maar je kunt aan een bus vaak niet zien waar hij heen gaat. Rondom de bussen lopen dan ook mannetjes die je proberen in een bus te krijgen. Je hoeft enkel je bestemming te noemen om in razend tempo een bus in gewerkt te worden. Onze grote backpacks verdwenen meestal op het dak van de bus.
Of de bussen volgens een bepaalde dienstregeling rijden, is ons nooit duidelijk geworden. Ze rijden in elk geval vaak en snel. De bus vertrekt zodra hij vol is. Tot die tijd lopen allerlei handelaren in en uit de bus om hun waren te verkopen: drankjes, snacks, batterijen, noem het maar op. Als de bus dan eenmaal vertrekt, begint het avontuur pas echt.
Eenmaal een paar minuten onderweg komt eerst de conducteur langs. Op de bus zitten altijd twee mannetjes (en soms ook hun familie): de bestuurder (die vaak wat sullig uit zijn ogen kijkt) en de conducteur. Die laatste is een lenige man die goed met geld overweg kan. Hij haalt bij iedereen razendsnel het bustarief op. Wat dat tarief is, is overigens een mysterie: je noemt je bestemming en hij noemt het bedrag. Het is nooit veel, maar ook nooit duidelijk. Voor een ritje van Rivas naar Managua (ongeveer 2 uur) betaalden we bijvoorbeeld 55 Cordoba (iets minder dan 2 euro).
De chickenbus heeft twee soorten haltes: die met een wachthuisje (uiterst zelfzaam) en willekeurige plekken op straat waar mensen op de wachten. Zodra de conducteur het vermoeden heeft dat er weleens mensen zouden willen opstappen, zwaait hij de deur open en begint luidkeels de bestemming van de bus te roepen. Soms doet de sullige chauffeur ook een duit in het zakje door aan de claxon te trekken. Wie er dan mee wil met de bus, hoeft slechts te zwaaien: de bus maakt dan een noodstop en laat (vol of niet vol) de nieuwe passagiers vriendelijk binnen. Eventuele bagage wordt vaak al rijdend op het dak gehesen. Als een vuistregel kun je stellen dat als je de conducteur niet kunt vinden, hij wel op het dak zal zitten. Je wacht dan gewoon bij de achterdeur tot je hem met een grote zwaai weer terug de bus in ziet komen.
Behalve passagiers stappen er onderweg ook allerhande colporteurs de bus op. Onderweg wordt je van je natje en droogje voorzien door dametjes en iele mannetjes met eten en drinken: ze reizen een paar minuten mee om dan verderop weer uit te stappen. Maar er gebeurt meer. Zo kwam er eens een net geklede vrouw de bus binnen en begon luidkeels en druk gebarend een verhaal. We verstonden er weinig van en begrepen pas wat ze verkocht toen ze boekjes begon uit te delen. Ze verkocht kennelijk een dieet. Iedereen mocht gratis het boekje inzien, maar wie het wilde houden moest betalen.
Op de zelfde manier werden we ook op een preek getrakteerd. Een getuige van Jehova begon ergens halverwege de reis ineens een donderpreek. Hij deelde onderwijl zaadjes uit en later ook envelopjes. Eenmaal klaar met de preek kwam hij weer bij iedereen langs om de envelopjes op te halen. Kennelijk was het de bedoeling dat de mensen de zaadjes in de envelop deden en er wat geld bij zouden steken om de zaadjes snel te doen ontkiemen (en de getuige aan een leuke dag te helpen). Tot onze verbazing gaf bijna iedereen royaal.
De meest aandoenlijke colporteur was nog wel een jongetje van een jaar of 12 die met een kleine gitaar haastig een plekje in het gangpad zocht en met een honingzoet stemgeluid traditionele liedjes begon te zingen. Na een minuut of vijf ging hij haastig met zijn hand langs om muntjes bij mensen op te halen: ook nu werd weer gul gegeven.
Behalve de chickenbussen zijn er nog wat kleinschaligere vervoersopties. Zo zijn er natuurlijk de taxi’s die je voor een appel en een ei rondrijden. Op lokale trajecten rijden ook micro-busses: volkswagenbusjes zonder kippen, maar verder eigenlijk kleine chickenbussen. In de steden zie je daarnaast nog vaak fietstaxi’s, motortaxi’s en andere geïmproviseerde mini-taxi’s. Altijd goedkoop en zelden veilig.
Vandaag gaan we vliegen. Binnen Nicaragua worden door één maatschappij vluchten vanaf Managua naar een aantal binnenlandse bestemmingen aangeboden. Er wordt gevlogen met oude landbouwvliegtuigjes van Cesna. Wij vliegen op die manier naar de Corn Islands aan de Caraïbische kust. Heel benieuwd naar de outfits van de stewardessen op die vlucht.
Overigens staat ons wel een luxe weekje te wachten. We verblijven in een hutje op het strand van het kleinste van de twee maïseilanden: Little Corn. Het eiland is slechts een paar vierkante kilometer lang en is verboden terrein voor auto’s. Stroom is er soms en zon altijd. We zijn van plan elke dag te gaan duiken en het prachtige onderwaterleven te genieten. Er zouden dolfijnen moeten zijn, hamerhaaien, manta’s en wat dies meer zij. Ongetwijfeld prachtig.