De dagen worden weer korter. ’s Ochtends wordt het later licht en de avondschemering valt alweer steeds vroeger in. Maar de dagen lijken vooral ook steeds korter door al die verschillende dingen die elke keer weer in een dag gepropt willen worden. Het leven wordt er niet eenvoudiger op. En toch ben ik heel gelukkig. Geluk is gevaarlijk. Het is een sluipmoordenaar. Euforie is als een herfstblad dat je in het gezicht waait en tijdelijk het zicht op diepe plassen ontneemt.
Ik ga samenwonen. Niet alleen, maar met haar. Dat hebben we zo besloten. Eerst een tijdje op proef en dan – deo volente – voor het echie. Het is nogal een grote stap, maar het voelt goed. Ben benieuwd hoe het is om thuis te komen en de pannen op het vuur te zetten, opdat je samen bij een hapje en een drankje de dag kunt doorspreken. Ik ben een beetje bang voor Sleur, het monster zonder gezicht. Het is een spook dat je pas herkent als het heel hard en recht in je gezicht ‘boe’ roept. Net als met doelzoekende raketten is onvoorspelbare beweeglijkheid de enige manier om aan Sleur te ontsnappen. Misschien dat m’n danspasjes daar van pas komen.
Vanavond had ik mijn medestrijdster nog even aan de telefoon. Over de dag verspreid spreken we elkaar diverse keren. Ze lag al op bed. Nog maar net, feitelijk; we timen die dingen instinctief kennelijk nogal goed. Allebei moe maakten we weinig fleurigs van het gesprek. Na een paar minuutjes hingen we op. Een kus voor haar, een generiek ‘hoi he’ voor mij. Waarschijnlijk niets wat ik mezelf zou moeten aantrekken, maar toch in elk geval voldoende om me nog een half uurtje te laten hopen teruggebeld te worden en alsnog een telekus te krijgen. Nou ja, het kan niet altijd feest zijn, zullen we maar denken. Het is niet de eerste keer en de laatste keer zal het ook wel niet blijken. En misschien is het wel waar wat de Amerikanen zeggen: "What goes around, comes around."