Er zijn van die dagen dat ‘morgen’ een schitterend geschenk lijkt en ‘nu’ een lelijk prul. Op zulke dagen ben je ondankbaar en ben je verontwaardigd omdat dat je rotzooi gekregen hebt en niet iets moois. Buiten mist het. Wie mist mij? Wat mis ik? Ik ben ontevreden, maar ik zou niet weten met wat. Mijn raamkozijnen zijn blauw. Afschuwelijk blauw. Toch zou ik blij moeten zijn dat ik ze heb. Zo lelijk en zo blauw als ze zijn, ze helpen samen met het glas de kou en het grauw buiten te houden. Maar ik ben er niet blij mee. Ik ben een verwend nest. Het is logisch dat men mij prullen geeft. Dat zal me leren.
Ik heb net naar een film zitten kijken die ik van Marcel mocht lenen. Marcel is mijn buurman. De film heette ‘Crash’. Over verontwaardiging, over vooroordelen, over rassenhaat ging hij. Geen vrolijke film. Ik zou niet naar dat soort films moeten kijken. Of dan toch in ieder geval niet alleen. Het maakt me doodsomber. Vermoeidheid en bier zullen ook wel een rol spelen in die tragedie.
Vanmiddag heb ik de hele middag zitten blokken. Gisteren heb ik trouwens mijn héle dag verziekt met hetzelfde karwei. Studie vereiste het maken van een prul. Een prul van een programma. Niemand zal het ooit gebruiken en op 3 verdwaalde zielen na zal ook niemand er naar kijken. Waardevolle uren van mijn leven verspil ik aan een prul. Wie appelen vaart, die appelen eet. Zo’n soort logica zal er wel achter zitten.
Vol goede moed begon ik met ‘Twee keer’. Ik weet niet wat er twee keer moet. Vandaag zou nog wel een tweede keer mogen. De tweede keer maakte ik dan leuker. Minder gejaagd. Dan ging ik niet naar mijn werk om een saaie en humorloze vergadering uit te zitten, maar dan ging ik naar… Ja, waar ging ik dan heen? Als het buiten mist, hangen er ook nevels in mijn hoofd. Droevige flarden. Tijd om maar eens iemand te bellen. Misschien neemt er iemand op. En anders probeer ik het nog wel een keer…