Ik zou weleens, gewoon voor een paar minuutjes, in de toekomst willen kijken. Dan zou ik mezelf willen zien, grijs, wijs en een jaartje of 50. Alle liefde slijt. Maar zoals een paar schoenen steeds lekkerder gaat zitten naarmate ze ouder worden en versleten raken, zo zou liefde ook steeds fijner – nee, comfortabeler! – moeten gaan voelen. Wat graag zou ik willen voelen hoe ik als vijftiger mijn jas van aangenaam versleten liefde draag. Ik ben niet bang voor die toekomst. Nog nooit heb ik een nachtmerrie gehad waarin ik mezelf in een grijze, stroeve regenjas zag lopen. Mijn bedje spreidt zichzelf.
Al een paar dagen nu word ik gekweld door kiespijn. In de medische leer wordt de pijn die een weggenomen lichaamsdeel in gedachten nog geeft kennelijk ‘fantoompijn’ genoemd. Ik heb dan fantoomverstandskiespijn. Heel vervelend. Op aanraden ben ik er even mee naar de eerste hulp gegaan. "Het is waarschijnlijk ontstoken." Op de poli trokken ze hun schouders op en wezen me een stoel in de wachtkamer. "We kijken zo wel even." Na een half uur was ik strontchagerijnig en nog steeds niet aan de beurt. Schuin tegenover me zat een vrouw van in de zestig met een gapend gat in haar been. Tegen haar dochter, steun en toeverlaat, kermde ze: "Kun je me vertellen hoe ik hier gekomen ben? Ik weet het al niet meer…"
Boos van het wachten (het moet toch allemaal wel wat sneller kunnen?), belde ik maar de dienstdoende tandarts. Dat idee was niet helemaal van mezelf, maar was een instigatie van de assistente. In plaats van de tandarts kreeg ik een bandje dat kennelijk de weekendrust van de weledele dokter moest beschermen: "Alleen bij ernstige spoedgevallen of hevige pijn", gold het criterium voor een weekendconsult. Ik liet me door het bandje intimideren en hing boos op (nog voor de 55-cent kostende minuut voorbij was) en liep stampvoetend het ziekenhuis uit.
Het is nu 4 uur na middernacht. De pijn is nog niet over. Het begint zelfs een beetje te kloppen en uit te stralen naar mijn bovengebit. Maar er is hoop en troost! Want ik weet nu dat, mocht ik aan dit onaangename euvel komen te overlijden, ik met de kracht van mijn laatste adem de schuld van het voor mijn toekomstige vrouw verloren gaan van een fantastische, comfortabele echtgenoot aan de medische stand kan geven. Dat zal ze leren!